“Als jullie niet gaan samenwerken, staat de kerk in jullie regio op het spel”

Interview met classispredikant ds. Jan Hommes

Op de dag af dat hij drie jaar classispredikant is maak ik met Jan Hommes de balans op van het driejarig bestaan van de brede classis Groningen-Drenthe. Deze classis is ontstaan uit het samengaan van de negen kleinere classes in onze regio. Voor het eerst werd daarbij het instituut ‘classispredikant’ in het leven geroepen.

Reinder de Jager

“Jan, je bent nu drie jaar classispredikant. Even voor de goede orde: is er een maximum aan jouw termijn?”

“Er staat vijf jaar voor, en dat zou nog eenmaal verlengd mogen worden. Maar ik zit ook enkele jaren voor mijn emeritaat, dus de verwachting is dat ik tot 1 januari 2024 in functie blijf. Dat moet ook nog afgestemd worden met het aftreden van de voorzitter van onze classis, Henk van Dijk – we hebben afgesproken dat we voor het goed blijven functioneren van het Breed Moderamen, niet beiden tegelijk zullen aftreden.”

“Breed moderamen – wat is dat voor iets?”

“Het Breed Moderamen is het (dagelijks) bestuur van de classicale vergadering. In de classes die in 2018 ontstonden is dat een heel belangrijk orgaan geworden, met veel meer daadkracht dan de vroegere classes hadden. Dit bestuur houdt heel goed vinger aan de pols wat er in onze regio op kerkelijk gebied gaande is, kan gemeenten echt van dienst zijn.”

“Goed, we hebben dus de classicale vergadering en het dagelijks bestuur – maar ik hoor ook wel eens over een indeling in ringen. Hoe moet ik dat zien – zijn dat de vroegere ‘kleine classes’?”

“Nee, zeker niet. Een ring in de classis is bedoeld als samenwerkingsverband tussen naburige (kerkelijke) gemeenten, een plaats van ontmoeting… Het is geen bestuurlijk, ‘ambtelijke’ orgaan. Sommige ringen functioneren redelijk, maar echt van de grond komen doen ze nog niet. Het is te vrijblijvend. En dat vind ik heel jammer!”

“Hoor ik hier iets van een hartenkreet…?”

“Ja – dat is iets waar we afgelopen jaren heel hard aangetrokken hebben: gemeenten moeten gaan samenwerken! Vorige week nog heb ik tegen een kerkenraad gezegd, dat als ze niet de samenwerking zoeken met naburige gemeenten, de kerk daar in het geding is.”

“Wat is er zo moeilijk aan samenwerken?”

“Vroeger had je twee smaken: fuseren of apart blijven. Maar er zijn nu veel meer mogelijkheden: samen een predikant benoemen, gespreksgroepen openstellen voor elkaar – bedenk het maar. Maar men is zó bang om het eigen kerkgebouw, het eigen vermogen, de eigen vieringen en gespreksgroepen, kortom, de eigen identiteit kwijt te raken, dat men angstvallig op zijn eigen eilandje blijft zitten. Om het geld zou het kerkelijk gezien natuurlijk niet moeten gaan – ik zou haast zeggen: stel dat nou maar veilig, maar ga dan ook werkelijk met elkaar samenwerken. En dan ook: vaak wéét met niet eens wat de eigen identiteit nou werkelijk is… Ik lees als classispredikant heel veel beleidsplannen, en altijd staat er wel in dat de gemeente ‘open en gastvrij’ wil zijn. Ik zeg dan: laat die termen nou eens gewoon weg, open deuren zijn het, ze zeggen niet zoveel. Gastvrij zijn we lang niet altijd, want dat vergt wel een speciale inspanning van een gemeente… Laten we in beleidsplannen nou eens voorop stellen: ‘Wat is er werkelijk nodig om hier kerk te zijn.’ Vanuit de landelijke kerk is er ook een grote druk om predikanten en kerkelijk werkers met elkaar te laten samenwerken in werkgemeenschappen. En dat is ook nog wel een punt van aandacht: al die predikanten zijn eigenheimers met hun eigen winkel, hun loyaliteit ligt bij de kerkenraad die hen benoemt. Overigens zie ik dat jonge predikanten wel de goede kant op gaan: die hebben dat veel meer in de genen!”

“Wat is het mooiste en wat het moeilijkste in je beroep?”

“Het mooiste maar ook het moeilijkste is toch dat je heel veel kerkelijke gemeentes en kerkenraden van dienst kan zijn. Dat is ook wel het moeilijkste – als classis heb je maar een beperkte invloed. Ja, ze komen bij je als er een vacature opengesteld moet worden, als er iemand benoemd moet worden. Dan gaat het mij niet om het geld. We gaan dan het gesprek aan met de kerkenraad, wat bijvoorbeeld een predikant moet gaan doen, waarom hij op die plek nodig is om de kerk daar van betekenis te laten zijn. Een classispredikant wordt wel vergeleken met een katholieke bisschop – maar dan zeg ik toch: met de handen op de rug – wij leven niet in zo’n top-down hiërarchie. Bij ons zijn de kerkenraden, van onderop, de baas – dat is lastig, maar ook wel heel mooi.”

“Toch zie ik steeds vaker dat kerken ons weten te vinden. Dat ze om raad komen. Overigens zit ik als classispredikant bij alle werkgemeenschappen van predikanten. Ik kom zelden met een slecht humeur thuis, het geeft me energie wat er allemaal gebeurt. Wat wel eens wat moeizaam verloopt is het contact met ‘Utrecht’, de centrale dienstenorganisatie. Daar zijn ze geloof ik nog niet helemaal eraan gewend dat zo’n Breed Moderamen van de classis heel stevig geworden is, eigen ideeën heeft, zich niet alles van bovenaf laat gezeggen… Maar het woord dienstenorganisatie – daar zit het woord ‘dienst’ in – die zouden dienstbaar moeten zijn aan ons.”

“Heeft men, heb jij vertrouwen in de toekomst van de kerk?”

“Natuurlijk zijn er best wel problemen, bijvoorbeeld dat twintigers en dertigers de kerk blijvend de rug toekeren, dat er vergrijzing is, dat het steeds moeilijker wordt om kerkenraden te bemensen. Hier in Groningen is de ontkerkelijking, de secularisering, ook wel verder gevorderd dan het landelijk gemiddelde, bijvoorbeeld. En corona heef afgelopen jaar ook niet geholpen.”

“Kerken zouden zich als een bloem moeten openen naar het licht”


“Maar dan zeg ik: denk niet voortdurend in problemen. Zoek andere vormen om kerk te zijn. Ik heb wel eens de vergelijking gemaakt met een bloem: als het donker is sluit die de blaadjes dichter om zichzelf heen – dan is ze minder kwetsbaar. Maar gesloten blijven beantwoordt niet aan het doel van een bloem zijn. Zo zouden kerken veel meer open moeten gaan, kwetsbaar durven zijn, zich naar het licht moeten wenden, ook als het guur en donker om hen heen lijkt. Wij hebben het zondags op de kansel over vertrouwen – zouden we dan niet ook een béétje vertrouwen moeten hebben wat de kerk aangaat? Praat erover waarom je kerk wilt zijn – eens worden zullen we het nooit, maar praat erover!”

Dit interview verscheen eerder in Kerk in Stad ed. 18-2021, en is met toestemming overgenomen

Scroll naar boven