Wat kost solidariteit?

De voorzitter droomt | column

Kost solidariteit geld en wat levert het dan op?

Vanuit de classis worden we op verschillende momenten geconfronteerd met het gegeven dat niet elke gemeente meer in staat is alle gewenste activiteiten voor elkaar te krijgen. Soms is er een financieel probleem. Soms een probleem dat er niet voldoende deskundigheid in een gemeente aanwezig is. Soms een probleem dat er niet voldoende mensen beschikbaar zijn voor bepaalde taken. Wat daarbij opvalt is dat overleg met andere gemeentes om elkaar te helpen slechts moeizaam op gang komt. We praten wel over solidariteit, maar we doen het maar weinig. We vragen niet graag om hulp. We willen wel hulp geven. Maar dan moet het niet teveel ‘kosten’.

Die kosten kunnen heel verschillend worden beoordeeld, maar uiteindelijk gaat het om de economische wetmatigheid, alles is terug te brengen tot drie factoren:

TIJD – GELD – ENERGIE

In de periode dat we allemaal ruime, bloeiende gemeentes hadden en onze vrije tijd niet overvuld was met activiteiten, konden we relatief eenvoudig met deze elementen schuiven. Was er weinig geld, dan kon de inzet van mensen die tijd en energie wilden geven voor het kerkelijk gebeuren de noodzaak van een goed gevulde portemonnee min of meer overbodig maken. Kwam er veel geld binnen, dan bleef er veel over. Kwam er weinig geld binnen, dan werd er mogelijk een wat groter beroep gedaan op de tijd en energie van gemeenteleden. Samen kwamen we er wel uit.

In de loop der jaren heeft dat geleid tot een toenemend verschil in reserves tussen verschillende gemeentes. Rijke gemeentes werden wel steeds rijker, armere gemeentes konden rustig overleven. Tot nu. Rijke gemeentes zijn vaak nog steeds rijk. Ze kunnen nog lang overleven. De terugloop in gemeenteleden is financieel geen probleem. Wat we niet zelf meer aan tijd en energie kunnen leveren wordt door geld opgelost. Maar ook weer niet helemaal. Weinig leden betekent regelmatig onvoldoende gemeenteleden beschikbaar voor het vullen van de kerkenraad. Of nog wel vullen, maar met mensen die bestuurlijk overvraagd worden.

Dit is de tijd waarin duidelijk moet worden hoe solidair we nu echt kunnen en willen zijn. In onze provincies is het aantal gemeentes dat het niet meer zelf lijkt te redden groeiend. Het geld is eindig, maar de menskracht en daarmee de beschikbare tijd is niet meer voldoende om de kerkelijke economie door te laten gaan. Zonder de bakens te verzetten zullen we er niet meer uitkomen. Volgens mij lukt dat alleen maar als we bereid zijn een deel van onze zelfstandigheid los te laten. Dat vraagt om zorgvuldige afweging. Op welk gebied willen we dat het minst? Tot dusver krijgen wij in het breed moderamen steeds meer de overtuiging dat dat het inleveren van de eigen identiteit is. Op papier lijken we misschien erg veel op onze buren. De identiteit zit waarschijnlijk veel meer in minieme details die we niet eens zo gemakkelijk kunnen benoemen. Het beschrijven van het eigene van de cultuur is dan ook notoir moeilijk. Misschien moeten we dat ook wel niet willen, maar gewoon accepteren.

Wanneer we dat accepteren wordt het mogelijk nauwgezet naar die onderdelen te kijken waarop we wel kunnen samenwerken. Beheer van gebouwen, beheer van kapitaal, boekhouding enzovoort. Ja inderdaad, dat kost ten dele geld waar deskundigheid moet worden ingehuurd. De deskundigheid die we wel hebben kan echter ook gedeeld worden.

Kost solidariteit geld? Jazeker, maar vrijwillige solidariteit levert ook veel op wat moeilijk in geld valt uit te drukken. Het behoud van gemeente-zijn op kleine schaal, waarbij het omzien naar elkaar in liefde veel makkelijker blijft bestaan. In samengevoegde gemeentes die een groot oppervlak beslaan is het blijven omzien naar elkaar veel moeilijker omdat men elkaar niet kent. Een voordeel dat volgens mij niet in geld valt uit te drukken. Dan mag het financieren van een proces dat het gemeente-zijn op kleine schaal mogelijk maakt voor ons toch geen groot probleem vormen? Dat wordt slechts een probleem als we de volledige zelfstandigheid van onze eigen gemeente tot het centrale thema maken. We moeten elkaar wel eens wakker schudden, maar uiteindelijk is dat de moeite waard.

Henk van Dijk, voorzitter Classis Groningen-Drenthe

Scroll naar boven